Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het roltype bestaat en toegepast kan worden bij het zaaktype. Dit vindt plaats met ingang van een versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het roltype bestaat en toegepast kan worden bij het zaaktype. Dit vindt plaats met ingang van een versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Het betreft het attribuutsoort objectBeginTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectBeginTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectBeginTijd van het overeenkomstige Geo-object in het BGT. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectBeginTijd van het overeenkomstige Geo-object in het BGT. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het statustype bestaat en toegepast kan worden. Dit vindt plaats met ingang van een versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het statustype bestaat en toegepast kan worden. Dit vindt plaats met ingang van een versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het statustype bestaat en toegepast kan worden. Dit vindt plaats met ingang van een versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Het betreft het attribuutsoort objectBeginTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectBeginTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectBeginTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectBeginTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectBeginTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectBeginTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectBeginTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectBeginTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
In het GFO BG was de attribuutnaam ‘Ingangsdatum wijk’. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
In het GFO BG was de attribuutnaam ‘Ingangsdatum wijk’. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het zaakobjecttype bestaat en toegepast kan worden bij het zaaktype. Dit vindt plaats met ingang van een versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het zaakobjecttype bestaat en toegepast kan worden bij het zaaktype. Dit vindt plaats met ingang van een versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het zaakobjecttype bestaat en toegepast kan worden bij het zaaktype. Dit vindt plaats met ingang van een versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het besluittype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het als laatste gerelateerde zaaktype. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het besluittype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het als laatste gerelateerde zaaktype. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het besluittype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het als laatste gerelateerde zaaktype. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het BGT. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het BGT. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer de eigenschap niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden bij het zaaktype. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer de eigenschap niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden bij het zaaktype. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
In het GFO BG was de attribuutnaam ‘Einddatum gemeente’. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
In het GFO BG was de attribuutnaam ‘Einddatum gemeente’. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het informatieobjecttype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het als laatste gerelateerde zaaktype. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het informatieobjecttype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het als laatste gerelateerde zaaktype. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het informatieobjecttype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het als laatste gerelateerde zaaktype. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer de generieke omschrijving niet meer toegepast kan worden.
Alleen een datum die gelijk is aan of die gelegen is na de datum zoals opgenomen onder 'Datum begin geldigheid? kan in de registratie worden opgenomen. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer de generieke omschrijving niet meer toegepast kan worden.
Alleen een datum die gelijk is aan of die gelegen is na de datum zoals opgenomen onder 'Datum begin geldigheid’ kan in de registratie worden opgenomen. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer de generieke omschrijving niet meer toegepast kan worden.
Alleen een datum die gelijk is aan of die gelegen is na de datum zoals opgenomen onder 'Datum begin geldigheid’ kan in de registratie worden opgenomen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
De datum wordt afgeleid van de gegevens van het Stuk in de BRK waarnaar vanuit de Onroerende zaak in de BRK verwezen wordt d.m.v. het attribuut ‘Stuk vervallen onroerende zaak’. +
De datum wordt afgeleid van de gegevens van het Stuk in de BRK waarnaar vanuit de Onroerende zaak in de BRK verwezen wordt d.m.v. het attribuut ‘Stuk vervallen onroerende zaak’. +
De datum wordt afgeleid van de gegevens van het Stuk in de BRK waarnaar vanuit de Onroerende zaak in de BRK verwezen wordt d.m.v. het attribuut ‘Stuk vervallen onroerende zaak’. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het gaat hier om veranderingen in de lijst van codes en omschrijvingen. Niet te verwarren met de datum waarop een natuurlijke persoon zijn of haar nationaliteit verliest. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het BGT. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het BGT. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het resultaattype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het resultaattype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het resultaattype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer de generieke omschrijving niet meer toegepast kan worden.
Alleen een datum die gelijk is aan of die gelegen is na de datum zoals opgenomen onder 'Datum begin geldigheid? kan in de registratie worden opgenomen. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer de generieke omschrijving niet meer toegepast kan worden.
Alleen een datum die gelijk is aan of die gelegen is na de datum zoals opgenomen onder 'Datum begin geldigheid’ kan in de registratie worden opgenomen. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het roltype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden bij het zaaktype. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het roltype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden bij het zaaktype. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het BGT. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het BGT. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het statustype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het statustype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het statustype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Het betreft het attribuutsoort objectEindTijd van het overeenkomstige Geo-object in het IMGeo. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
In het GFO BG was de attribuutnaam ‘Einddatum wijk’. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
In het GFO BG was de attribuutnaam ‘Einddatum wijk’. Vanwege naamsconventies binnen het stelsel van basisgegevens is voor een andere attribuutnaam gekozen. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het zaakobjecttype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden bij het zaaktype. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het zaakobjecttype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden bij het zaaktype. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Met deze datum wordt aangegeven vanaf wanneer het zaakobjecttype niet meer bestaat en niet meer toegepast kan worden bij het zaaktype. Dit vindt alleen plaats bij een overgang naar een nieuwe versie van het zaaktype d.w.z. niet op tussenliggende datums. +
Dit attribuut wordt uitsluitend opgenomen indien er sprake is van een
verblijfstitel voor bepaalde tijd. Bij een verblijfstitel voor het leven komt
het niet voor. +
Afhankelijk of de OUDER-KIND-RELATIE ouder1 of ouder2 betreft, gaat het om het GBA-element 62.10 in GBA-categorie 02 (Ouder1) resp. 03 (Ouder2). Zie verder de GBA. +
Het gaat hier om veranderingen in de lijst van codes en omschrijvingen. Niet te verwarren met de datum waarop een natuurlijke persoon zijn of haar nationaliteit verkrijgt. +
Bij inschrijving op grond van een aangifte door de burger van zijn vestiging in een (volgende) gemeente is dit de aangiftedatum. Bij inschrijving op grond van een geboorteakte is dit de geboortedatum. Bij ambtshalve inschrijving is dit de datum waarop de betrokkene
schriftelijk van het voornemen van ambtshalve opneming mededeling is
gedaan. +
Op één dag kan een zaak meerdere statussen doorlopen. Om te kunnen bepalen wat de laatst gezette status is of in welke volgorde de statussen bereikt zijn, wordt de datum tot op de minuut vastgelegd. +
Op één dag kan een zaak meerdere statussen doorlopen. Om te kunnen bepalen wat de laatst gezette status is of in welke volgorde de statussen bereikt zijn, wordt de datum tot op de minuut vastgelegd. +
Bij ambtshalve inschrijving is dit de datum waarop de betrokkene schriftelijk van het voornemen tot ambtshalve inschrijving mededeling is gedaan. In alle andere gevallen is dit de datum waarop de aangifte is ontvangen. +
Indien de Brondatum archiefprocedure (einddatum procestermijn, begindatum archiefactietermijn i.c. bewaartermijn) niet expliciet vastgesteld kan worden voor het Resultaattype maar een datumkenmerk (van het procesobject) in enige registratie betreft, dan wordt met een waarde van deze attribuutsoort de naam van de attribuutsoort gespecificeerd dat hoort bij het procesobjecttype dat in de desbetteffende registratie het procesobject representeert. Het betreft het datumkenmerk waarin de datum vastgelegd wordt waarop het procesobject is vervallen.
Dit is het geval indien de attribuutsoort 'Afleidingswijze' de waarde "ander datumkenmerk", "eigenschap" of "zaakobject" heeft.
Voorbeelden: 'Overlijdendatum (van objecttype Persoon); 'Sloopdatum' (van objecttype Pand), 'Geboortedatum' (bij Ingeschreven persoon). +
Indien de Brondatum archiefprocedure (einddatum procestermijn, begindatum archiefactietermijn i.c. bewaartermijn) niet expliciet vastgesteld kan worden voor het Resultaattype maar een datumkenmerk (van het procesobject) in enige registratie betreft, dan wordt met een waarde van deze attribuutsoort de naam van de attribuutsoort gespecificeerd dat hoort bij het procesobjecttype dat in de desbetteffende registratie het procesobject representeert. Het betreft het datumkenmerk waarin de datum vastgelegd wordt waarop het procesobject is vervallen.
Dit is het geval indien de attribuutsoort 'Afleidingswijze' de waarde "ander datumkenmerk", "eigenschap" of "zaakobject" heeft.
Voorbeelden: 'Overlijdendatum (van objecttype Persoon); 'Sloopdatum' (van objecttype Pand), 'Geboortedatum' (bij Ingeschreven persoon). +
Met een waarde van deze attribuutsoort wordt de naam van de attribuutsoort gespecificeerd dat hoort bij het procesobjecttype dat in de desbetteffende registratie het procesobject representeert. Het betreft het datumkenmerk waarin de datum vastgelegd wordt waarop het procesobject is vervallen. Voorbeelden van namen: 'Overlijdendatum (van objecttype Persoon; 'Sloopdatum' (van objecttype Pand). De waarde wordt zoveel mogelijk ontleend aan het van toepassing zijnde Resultaattype bij de Zaak. +
Indien de Brondatum archiefprocedure (einddatum procestermijn, begindatum archiefactietermijn i.c. bewaartermijn) niet expliciet vastgesteld kan worden voor het Resultaattype maar een datumkenmerk (van het procesobject) in enige registratie betreft, dan wordt met een waarde van deze attribuutsoort de naam van de attribuutsoort gespecificeerd dat hoort bij het procesobjecttype dat in de desbetteffende registratie het procesobject representeert. Het betreft het datumkenmerk waarin de datum vastgelegd wordt waarop het procesobject is vervallen.
Dit is het geval indien de attribuutsoort 'Afleidingswijze' de waarde "ander datumkenmerk", "eigenschap" of "zaakobject" heeft.
Voorbeelden: 'Overlijdendatum (van objecttype Persoon); 'Sloopdatum' (van objecttype Pand), 'Geboortedatum' (bij Ingeschreven persoon). +
Eigenschappen vormen een krachtige en flexibele functionaliteit voor het registreren van relevante kenmerken voor ZAAKen van een specifiek ZAAKTYPE. Die kracht staat of valt echter met een heldere, eenduidige definitie van de EIGENSCHAP. Bijvoorbeeld: "De omtrek van de boom, gemeten op een hoogte van 1 meter boven het maaiveld." De definitie wordt, indien van toepassing, ontleend aan het informatiemodel waarin de eigenschap is gemodelleerd. +
Eigenschappen vormen een krachtige en flexibele functionaliteit voor het registreren van relevante kenmerken voor ZAAKen van een specifiek ZAAKTYPE. Die kracht staat of valt echter met een heldere, eenduidige definitie van de EIGENSCHAP. Bijvoorbeeld: "De omtrek van de boom, gemeten op een hoogte van 1 meter boven het maaiveld." De definitie wordt, indien van toepassing, ontleend aan het informatiemodel waarin de eigenschap is gemodelleerd. +
Deze attribuutsoort heeft vooral een documentatiefunctie en is bedoeld om een omschrijving te geven van het doel - het gedefinieerde resultaat uit de definitie van een zaak - dat wordt nagestreefd in ZAAKen van dit ZAAKTYPE. Denk aan het beoordelen van een vergunningaanvraag met het oogmerk daarover een besluit te nemen, het opmaken van een akte naar aanleiding van een aangifte, et cetera. +
Deze attribuutsoort heeft vooral een documentatiefunctie en is bedoeld om een omschrijving te geven van het doel - het gedefinieerde resultaat uit de definitie van een zaak - dat wordt nagestreefd in ZAAKen van dit ZAAKTYPE. Denk aan het beoordelen van een vergunningaanvraag met het oogmerk daarover een besluit te nemen, het opmaken van een akte naar aanleiding van een aangifte, et cetera. +
Het betreft de naam van het attribuut in het desbetreffende informatiemodel of, indien de eigenschap niet aan een informatiemodel ontleend is, de semantische naam van de eigenschap (i.t.t. de elementnaam in een XML-schema).
Indien eigenschappen gespecificeerd worden door te refereren naar een berichtenmodel cq. namespace, dan kan de eigenschap overeenkomen met een ComplexType (entiteittype). Daarmee wordt aangegeven dat alle elementen van dat entiteittype zaakspecifieke eigenschappen bij het zaaktype zijn. +
Het betreft de naam van het attribuut in het desbetreffende informatiemodel of, indien de eigenschap niet aan een informatiemodel ontleend is, de semantische naam van de eigenschap (i.t.t. de elementnaam in een XML-schema).
Indien eigenschappen gespecificeerd worden door te refereren naar een berichtenmodel cq. namespace, dan kan de eigenschap overeenkomen met een ComplexType (entiteittype). Daarmee wordt aangegeven dat alle elementen van dat entiteittype zaakspecifieke eigenschappen bij het zaaktype zijn. +
Indien de Brondatum archiefprocedure (einddatum procestermijn, begindatum archiefactietermijn i.c. bewaartermijn) niet expliciet vastgesteld kan worden voor het Resultaattype maar een datumkenmerk (van het procesobject) betreft, dan wordt met deze attribuutsoort aangegeven of die datum bij het afronden van de zaak bekend dient te zijn, zodat de Archiefactiedatum bepaald kan worden. Dit is niet relevant indien de attribuutsoort 'Afleidingswijze' de waarde "afgehandeld" of "termijn" heeft en kan in andere gevallen relevant zijn. +
Indien de Brondatum archiefprocedure (einddatum procestermijn, begindatum archiefactietermijn i.c. bewaartermijn) niet expliciet vastgesteld kan worden voor het Resultaattype maar een datumkenmerk (van het procesobject) betreft, dan wordt met deze attribuutsoort aangegeven of die datum bij het afronden van de zaak bekend dient te zijn, zodat de Archiefactiedatum bepaald kan worden. Dit is niet relevant indien de attribuutsoort 'Afleidingswijze' de waarde "afgehandeld" of "termijn" heeft en kan in andere gevallen relevant zijn. +
Indien de Brondatum archiefprocedure (einddatum procestermijn, begindatum archiefactietermijn i.c. bewaartermijn) niet expliciet vastgesteld kan worden voor het Resultaattype maar een datumkenmerk (van het procesobject) betreft, dan wordt met deze attribuutsoort aangegeven of die datum bij het afronden van de zaak bekend dient te zijn, zodat de Archiefactiedatum bepaald kan worden. Dit is niet relevant indien de attribuutsoort 'Afleidingswijze' de waarde "afgehandeld" of "termijn" heeft en kan in andere gevallen relevant zijn. +
Het gaat hier om veranderingen in de lijst van codes en omschrijvingen. Niet te verwarren met de datum waarop een natuurlijke persoon zijn of haar reisdocument verliest. +
Het gaat hier om veranderingen in de lijst van codes en omschrijvingen. Niet te verwarren met de datum waarop een natuurlijke persoon zijn of haar reisdocument verliest. +
Het Entiteittype is de ?XML-vertaling? van het Objecttype in het Informatiemodel en naar een ComplexType in het XML-schema dat onder Namespace genoemd is.
Voor een eenduidige referentie van de eigenschap in een XML-schema is veelal het complextype benodigd waarmee duidelijk wordt van welk object de eigenschap een kenmerk is. Bijvoorbeeld, de eigenschap ?Oppervlakte? kan een kenmerk zijn van de objecttypen Perceel en van Gebouw welke zich als complex types in hetzelfde XML-schema kunnen bevinden. +
Het Entiteittype is de ‘XML-vertaling’ van het Objecttype in het Informatiemodel en naar een ComplexType in het XML-schema dat onder Namespace genoemd is.
Voor een eenduidige referentie van de eigenschap in een XML-schema is veelal het complextype benodigd waarmee duidelijk wordt van welk object de eigenschap een kenmerk is. Bijvoorbeeld, de eigenschap ‘Oppervlakte’ kan een kenmerk zijn van de objecttypen Perceel en van Gebouw welke zich als complex types in hetzelfde XML-schema kunnen bevinden. +
Dit gegeven wordt gebruikt t.b.v. het genereren van de Gemeentelijke Eigendommenkaart op basis van de Kadastrale kaart. De code wordt afgeleid uit de AKR aan de hand van naam zakelijk gerechtigde, soort zakelijkrechtcode , gemeentecode, sectie, perceelnummer, indexnummer en indexletter ( en ook de gemeentecode, sectie, perceelnummer, indexnummer en indexletter van het grondperceel).
Op basis van de codering is het mogelijk het kadastraal perceel op de kadastrale kaart in te kleuren en zodoende een eigendomskaart voor de gemeente weer te geven van alleen die eigendommen die van gemeente Rotterdam zijn. +
De formaat-extensie van de bestandsnaam is een aanduiding van het bestandsformaat. Bij Windows-bestanden is dit de, meestal drieletterige, code na de meest rechtse punt. De extensie op zich kan omvolledige of valse informatie geven over, en niet overeenkomen met het eigenlijke bestandsformaat dat wordt vastgelegd met de attribuutsoort Formaat. +
Het attribuutsoort is overeenkomstig het attribuutsoort Subject.FAX-nummer.
Het type is alfanumeriek zodat eventuele toevoegingen als 'bgg', 'zak' of 'mobiel' kunnen worden verwerkt. +
Het gaat hier om de bestandsoort van het enkelvoudig informatieobject. Het betreft het Dublin Core metadata-element ‘Format’ met als toelichting: Typically, Format will include the media-type or dimensions of the resource. Format may be used to identify the software, hardware, or other equipment needed to display or operate the resource. Examples of dimensions include size and duration. Recommended best practice is to select a value from a controlled vocabulary (for example, the list of Internet Media Types (MIME) defining computer media formats).
Aangezien, bij bijvoorbeeld omzetting naar een duurzaam bewaarbaar informatieobject, het formaat kan wijzigen kent deze attribuutsoort historie. +
Van dit attribuut wordt (materiele) historie vastgelegd aangezien het van belang is in welke hoedanigheid de medewerker een rol in een zaak heeft vervuld. +
Hergebruik van specialisaties Aansprakelijke, Overig functionaris, Gemachtigde, Publiekrechtelijke functionaris, Bestuursfunctie en Overig bijzonder functionaris van het objecttype Functievervulling uit het NHR.
Zie voor verdere informatie de gegevenscatalogus NHR. +
Betreft de NAW-gegevens van de geadresseerde van een, door één van organisaties die de zaak behandelen, opgemaakt of ontvangen INFORMATIEOBJECT indien de geadresseerde daarvan niet gestructureerd is vastgelegd door middel van de relatie ‘INFORMATIEOBJECT.is ontvangen van of verzonden aan BETROKKENE’. De zaakbehandelende organisatie heeft hiermee per informatieobject een keuze om deze gegevens al dan niet gestructureerd vast te leggen. +
De geboortedatum van een NATUURLIJK PERSOON is:
- de Geboortedatum van een ANDER NATUURLIJK PERSOON of
- de Datum geboorte van een INGESCHREVEN NATUURLIJK PERSOON.
Beide objecttypen komen voor in RSGB. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd als ‘Verblijfsobject geometrie’ bij het objecttype VERBLIJFSOBJECT. Het is bij het GEBOUWD OBJECT opgenomen aangezien naast het
VERBLIJFSOBJECT het OVERIG GEBOUWD OBJECT wordt onderscheiden.
Aangezien het GEBOUWD OBJECT een generalisatie is van
VERBLIJFSOBJECT en OVERIG GEBOUWD OBJECT overerven deze laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort. In de attribuutnaam is de term ‘punt’ toegevoegd ter onderscheid van de eveneens te registreren vlakgeometrie van een veblijfsobject of overig gebouwd object.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd als ‘Verblijfsobject geometrie’ bij het objecttype VERBLIJFSOBJECT. Het is bij het GEBOUWD OBJECT opgenomen aangezien naast het
VERBLIJFSOBJECT het OVERIG GEBOUWD OBJECT wordt onderscheiden.
Aangezien het GEBOUWD OBJECT een generalisatie is van
VERBLIJFSOBJECT en OVERIG GEBOUWD OBJECT overerven deze laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort. In de attribuutnaam is de term ‘punt’ toegevoegd ter onderscheid van de eveneens te registreren vlakgeometrie van een veblijfsobject of overig gebouwd object.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd als ‘Verblijfsobject geometrie’ bij het objecttype VERBLIJFSOBJECT. Het is bij het GEBOUWD OBJECT opgenomen aangezien naast het
VERBLIJFSOBJECT het OVERIG GEBOUWD OBJECT wordt onderscheiden.
Aangezien het GEBOUWD OBJECT een generalisatie is van
VERBLIJFSOBJECT en OVERIG GEBOUWD OBJECT overerven deze laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort. In de attribuutnaam is de term ‘punt’ toegevoegd ter onderscheid van de eveneens te registreren vlakgeometrie van een veblijfsobject of overig gebouwd object.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd als ‘Gebruiksdoel verblijfsobject’ bij het objecttype VERBLIJFSOBJECT. Het is bij het GEBOUWD OBJECT opgenomen aangezien naast het VERBLIJFSOBJECT het OVERIG GEBOUWD OBJECT wordt onderscheiden. Aangezien het GEBOUWD OBJECT een generalisatie is van VERBLIJFSOBJECT en OVERIG GEBOUWD OBJECT overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Het attribuutsoort en de definitie zijn afgeleid van het gebruiksdoel bij het verblijfsobject in de BAG cq. bij het gebouwd object in het voorliggende model. +
De definitie is overgenomen uit NEN 5825, 1e druk, december 1991, p. 5. Dit gegeven is terug te vinden in Stuf-WOZ. Het aantal posities is echter overgenomen uit de GBA. Volgens de NEN zijn 24 posities gereserveerd. Voor gemeentenamen met meer dan 24 posities gelden inkortingsregels (zie NEN 5825, 1e druk, december 1991, Bijlage D). +
De definitie is overgenomen uit NEN 5825, 1e druk, december 1991, p. 5. Dit gegeven is terug te vinden in Stuf-WOZ. Het aantal posities is echter overgenomen uit de GBA. Volgens de NEN zijn 24 posities gereserveerd. Voor gemeentenamen met meer dan 24 posities gelden inkortingsregels (zie NEN 5825, 1e druk, december 1991, Bijlage D). +
Dit attribuutsoort wordt in de BAG gespecificeerd als ‘Standplaatsgeometrie’ bij objecttype STANDPLAATS en als ‘Ligplaatsgeometrie’ bij objecttype LIGPLAATS. Het is bij het BENOEMD TERREIN opgenomen aangezien naast de STANDPLAATS en de LIGPLAATS het OVERIG BENOEMD TERREIN wordt onderscheiden. Aangezien het BENOEMD TERREIN een generalisatie is van authentiek terrein en OVERIG BENOEMD TERREIN overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort alsmede de objecttypen STANDPLAATS en LIGPLAATS die specialisaties zijn van authentiek terrein.
Zie verder de toelichtingen in de BAG. +
Dit attribuutsoort wordt in de BAG gespecificeerd als ‘Standplaatsgeometrie’ bij objecttype STANDPLAATS en als ‘Ligplaatsgeometrie’ bij objecttype LIGPLAATS. Het is bij het BENOEMD TERREIN opgenomen aangezien naast de STANDPLAATS en de LIGPLAATS het OVERIG BENOEMD TERREIN wordt onderscheiden. Aangezien het BENOEMD TERREIN een generalisatie is van authentiek terrein en OVERIG BENOEMD TERREIN overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort alsmede de objecttypen STANDPLAATS en LIGPLAATS die specialisaties zijn van authentiek terrein.
Zie verder de toelichtingen in de BAG. +
Dit attribuutsoort wordt in de BAG gespecificeerd als ‘Standplaatsgeometrie’ bij objecttype STANDPLAATS en als ‘Ligplaatsgeometrie’ bij objecttype LIGPLAATS. Het is bij het BENOEMD TERREIN opgenomen aangezien naast de STANDPLAATS en de LIGPLAATS het OVERIG BENOEMD TERREIN wordt onderscheiden. Aangezien het BENOEMD TERREIN een generalisatie is van authentiek terrein en OVERIG BENOEMD TERREIN overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort alsmede de objecttypen STANDPLAATS en LIGPLAATS die specialisaties zijn van authentiek terrein.
Zie verder de toelichtingen in de BAG. +
Voor WOZ-objecten waarvan de ondergrond is verantwoord in een sluimerend WOZ-object, wordt de geometrie niet geregistreerd voor het afzonderlijke WOZ-object, maar alleen voor het sluimerend WOZ object.
Zie verder BR WOZ. +
Voor WOZ-objecten waarvan de ondergrond is verantwoord in een sluimerend WOZ-object, wordt de geometrie niet geregistreerd voor het afzonderlijke WOZ-object, maar alleen voor het sluimerend WOZ object.
Zie verder BR WOZ. +
De attribuutsoort maakt het mogelijk om eigenschappen te groeperen naar een object of een groepattribuut en, met een StUF-ZKN-bericht, de waarden van de bij een groep behorende eigenschappen voor meerdere objecten uit te wisselen (bijvoorbeeld een ?kapvergunning? voor meerdere bomen die ieder apart geduid worden) . +
De attribuutsoort maakt het mogelijk om eigenschappen te groeperen naar een object of een groepattribuut en, met een StUF-ZKN-bericht, de waarden van de bij een groep behorende eigenschappen voor meerdere objecten uit te wisselen (bijvoorbeeld een ‘kapvergunning’ voor meerdere bomen die ieder apart geduid worden) . +
De grootte van een perceel geeft de waarde van de oppervlakte aan en is dus per definitie positief. Door afrondingen is de grootte altijd groter dan of gelijk aan 0,5 ca. +
Er is een aantal opties mogelijk bij de naamgeving van de zaaktypen. Omdat elke gemeente haar eigen voorkeur hierin zal ontwikkelen en de lijst generiek is bedoeld, wordt onderstaand het IOBmodel gepresenteerd dat gemeenten kan helpen de eigen keuze te maken. Het IOB model is niet alleen bruikbaar voor het definiëren van namen voor zaaktypen, maar tevens voor het definiëren van producten en webformulieren. Daarnaast kan de tabel gebruikt worden voor het onderwerp in communicatie-uitingen zoals ontvangstbevestigingen.
De letters IOB staan voor:
I: handeling Initiator (van het zaaktype), d.w.z. de interne of externe klant,
O: Onderwerp (het meest vergelijkbaar met ?product? uit de PDC),
B: handeling Behandelaar (van het zaaktype) van de eigen organisatie.
I en B worden in de lijst weergegeven als werkwoorden. Een gemeente kan er voor kiezen één of beide werkwoorden te vervangen door het bijbehorende zelfstandig naamwoord. 'Aanvragen vergunning behandelen' kan zo bijvoorbeeld leiden tot het zaaktype met de naam 'Aanvraag vergunning'.
Er zijn zaaktypen waarbij er geen duidelijke initiator is of waarbij de initiator impliciet in het zaaktype zit verweven. In zo'n geval is I niet gevuld. Voorbeeld: 'Opstellen bestemmingsplan'. Ook bij zaaktypen die met een vaste regelmaat voorkomen, bijvoorbeeld eenmaal per jaar, is geen I benoemd. Voorbeeld hierbij is 'Onroerend zaakbelasting heffen'.
Als de gemeente de initiator is van een zaak bij derden, zoals het aanvragen van subsidie bij de provincie, zijn alleen I en O gevuld, B is dan leeg. In feite betreft het hier een zaak bij een andere organisatie, maar het kan voor een gemeente zinvol zijn de aanvraag bij derden als zaak te behandelen.
Belangrijk:
Er wordt geen voorkeur uitgesproken voor de wijze waarop het zaaktype zou moeten worden benoemd. Ook kan de naamgeving naar buiten toe (bijvoorbeeld in een PDC of op het webformulier op een internet site) afwijken omdat dit duidelijker is voor de burger. +
Er is een aantal opties mogelijk bij de naamgeving van de zaaktypen. Omdat elke gemeente haar eigen voorkeur hierin zal ontwikkelen en de lijst generiek is bedoeld, wordt onderstaand het IOBmodel gepresenteerd dat gemeenten kan helpen de eigen keuze te maken. Het IOB model is niet alleen bruikbaar voor het definiëren van namen voor zaaktypen, maar tevens voor het definiëren van producten en webformulieren. Daarnaast kan de tabel gebruikt worden voor het onderwerp in communicatie-uitingen zoals ontvangstbevestigingen.
De letters IOB staan voor:
I: handeling Initiator (van het zaaktype), d.w.z. de interne of externe klant,
O: Onderwerp (het meest vergelijkbaar met ‘product’ uit de PDC),
B: handeling Behandelaar (van het zaaktype) van de eigen organisatie.
I en B worden in de lijst weergegeven als werkwoorden. Een gemeente kan er voor kiezen één of beide werkwoorden te vervangen door het bijbehorende zelfstandig naamwoord. 'Aanvragen vergunning behandelen' kan zo bijvoorbeeld leiden tot het zaaktype met de naam 'Aanvraag vergunning'.
Er zijn zaaktypen waarbij er geen duidelijke initiator is of waarbij de initiator impliciet in het zaaktype zit verweven. In zo'n geval is I niet gevuld. Voorbeeld: 'Opstellen bestemmingsplan'. Ook bij zaaktypen die met een vaste regelmaat voorkomen, bijvoorbeeld eenmaal per jaar, is geen I benoemd. Voorbeeld hierbij is 'Onroerend zaakbelasting heffen'.
Als de gemeente de initiator is van een zaak bij derden, zoals het aanvragen van subsidie bij de provincie, zijn alleen I en O gevuld, B is dan leeg. In feite betreft het hier een zaak bij een andere organisatie, maar het kan voor een gemeente zinvol zijn de aanvraag bij derden als zaak te behandelen.
Belangrijk:
Er wordt geen voorkeur uitgesproken voor de wijze waarop het zaaktype zou moeten worden benoemd. Ook kan de naamgeving naar buiten toe (bijvoorbeeld in een PDC of op het webformulier op een internet site) afwijken omdat dit duidelijker is voor de burger. +
Er is een aantal opties mogelijk bij de naamgeving van de zaaktypen. Omdat elke gemeente haar eigen voorkeur hierin zal ontwikkelen en de lijst generiek is bedoeld, wordt onderstaand het IOBmodel gepresenteerd dat gemeenten kan helpen de eigen keuze te maken. Het IOB model is niet alleen bruikbaar voor het definiëren van namen voor zaaktypen, maar tevens voor het definiëren van producten en webformulieren. Daarnaast kan de tabel gebruikt worden voor het onderwerp in communicatie-uitingen zoals ontvangstbevestigingen.
De letters IOB staan voor:
I: handeling Initiator (van het zaaktype), d.w.z. de interne of externe klant,
O: Onderwerp (het meest vergelijkbaar met ?product? uit de PDC),
B: handeling Behandelaar (van het zaaktype) van de eigen organisatie.
I en B worden in de lijst weergegeven als werkwoorden. Een gemeente kan er voor kiezen één of beide werkwoorden te vervangen door het bijbehorende zelfstandig naamwoord. 'Aanvragen vergunning behandelen' kan zo bijvoorbeeld leiden tot het zaaktype met de naam 'Aanvraag vergunning'.
Er zijn zaaktypen waarbij er geen duidelijke initiator is of waarbij de initiator impliciet in het zaaktype zit verweven. In zo'n geval is I niet gevuld. Voorbeeld: 'Opstellen bestemmingsplan'. Ook bij zaaktypen die met een vaste regelmaat voorkomen, bijvoorbeeld eenmaal per jaar, is geen I benoemd. Voorbeeld hierbij is 'Onroerend zaakbelasting heffen'.
Als de gemeente de initiator is van een zaak bij derden, zoals het aanvragen van subsidie bij de provincie, zijn alleen I en O gevuld, B is dan leeg. In feite betreft het hier een zaak bij een andere organisatie, maar het kan voor een gemeente zinvol zijn de aanvraag bij derden als zaak te behandelen.
Belangrijk:
Er wordt geen voorkeur uitgesproken voor de wijze waarop het zaaktype zou moeten worden benoemd. Ook kan de naamgeving naar buiten toe (bijvoorbeeld in een PDC of op het webformulier op een internet site) afwijken omdat dit duidelijker is voor de burger. +
Er is een aantal opties mogelijk bij de naamgeving van de zaaktypen. Omdat elke gemeente haar eigen voorkeur hierin zal ontwikkelen en de lijst generiek is bedoeld, wordt onderstaand het IOBmodel gepresenteerd dat gemeenten kan helpen de eigen keuze te maken. Het IOB model is niet alleen bruikbaar voor het definiëren van namen voor zaaktypen, maar tevens voor het definiëren van producten en webformulieren. Daarnaast kan de tabel gebruikt worden voor het onderwerp in communicatie-uitingen zoals ontvangstbevestigingen.
De letters IOB staan voor:
I: handeling Initiator (van het zaaktype), d.w.z. de interne of externe klant,
O: Onderwerp (het meest vergelijkbaar met ‘product’ uit de PDC),
B: handeling Behandelaar (van het zaaktype) van de eigen organisatie.
I en B worden in de lijst weergegeven als werkwoorden. Een gemeente kan er voor kiezen één of beide werkwoorden te vervangen door het bijbehorende zelfstandig naamwoord. 'Aanvragen vergunning behandelen' kan zo bijvoorbeeld leiden tot het zaaktype met de naam 'Aanvraag vergunning'.
Er zijn zaaktypen waarbij er geen duidelijke initiator is of waarbij de initiator impliciet in het zaaktype zit verweven. In zo'n geval is I niet gevuld. Voorbeeld: 'Opstellen bestemmingsplan'. Ook bij zaaktypen die met een vaste regelmaat voorkomen, bijvoorbeeld eenmaal per jaar, is geen I benoemd. Voorbeeld hierbij is 'Onroerend zaakbelasting heffen'.
Als de gemeente de initiator is van een zaak bij derden, zoals het aanvragen van subsidie bij de provincie, zijn alleen I en O gevuld, B is dan leeg. In feite betreft het hier een zaak bij een andere organisatie, maar het kan voor een gemeente zinvol zijn de aanvraag bij derden als zaak te behandelen.
Belangrijk:
Er wordt geen voorkeur uitgesproken voor de wijze waarop het zaaktype zou moeten worden benoemd. Ook kan de naamgeving naar buiten toe (bijvoorbeeld in een PDC of op het webformulier op een internet site) afwijken omdat dit duidelijker is voor de burger. +
Dit gegeven is alleen relevant wanneer het een persoon betreft jonger dan 18 jaar én ingeschreven is in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. +
De kern van de waardenverzameling is overgenomen van de norm NEN2084 (herkomst: NEN2084). Deze is aangevuld met door KING als zinvol beoordeelde waarden (herkomst: KING). +
De kern van de waardenverzameling is overgenomen van de norm NEN2084 (herkomst: NEN2084). Deze is aangevuld met door KING als zinvol beoordeelde waarden (herkomst: KING). +
De kern van de waardenverzameling is overgenomen van de norm NEN2084 (herkomst: NEN2084). Deze is aangevuld met door KING als zinvol beoordeelde waarden (herkomst: KING). +
Het betreft hier de plaats van het informatieobjecttype in of ten opzichte van de hierarchie van de informatieobjecttypen in de NEN2084. Een informatieobjecttype met een herkomst anders dan de NEN2084 komt pas vanaf niveau 2 in de hierarchie voor. Anders gezegd, de NEN2084 bepaalt de hoofdstructuur van de hierarchie. +
Het betreft hier de plaats van het informatieobjecttype in of ten opzichte van de hierarchie van de informatieobjecttypen in de NEN2084. Een informatieobjecttype met een herkomst anders dan de NEN2084 komt pas vanaf niveau 2 in de hierarchie voor. Anders gezegd, de NEN2084 bepaalt de hoofdstructuur van de hierarchie. +
Het betreft hier de plaats van het informatieobjecttype in of ten opzichte van de hierarchie van de informatieobjecttypen in de NEN2084. Een informatieobjecttype met een herkomst anders dan de NEN2084 komt pas vanaf niveau 2 in de hierarchie voor. Anders gezegd, de NEN2084 bepaalt de hoofdstructuur van de hierarchie. +
Voor de definitie van bouwlaag wordt verwezen naar NEN 2580 (2e druk, 1997): 'Een deel van een gebouw, dat bestaat uit een of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 meter in hoogte verschillen'.
Onder straatpeil wordt verstaan:
a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de krachtens besluit van burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw (Model-bouwverordening).
De hoogste bouwlaag pand geeft dus niet aan uit hoeveel bouwlagen het pand bestaat. Dit laatste kan berekend worden uit 'hoogste bouwlaag' en 'laagste bouwlaag' van het pand.
De bouwlaag op straatpeil heeft de waarde 0. Indien de hoogste bouwlaag onbekend is, wordt geen waarde ingevuld. +
Voor de definitie van bouwlaag wordt verwezen naar NEN 2580 (2e druk, 1997): 'Een deel van een gebouw, dat bestaat uit een of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 meter in hoogte verschillen'.
Onder straatpeil wordt verstaan:
a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de krachtens besluit van burgemeester en wethouders
vastgestelde hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw (Model-bouwverordening).
De hoogste bouwlaag geeft van een verblijfsobject aan op welke bouwlaag van een pand zich de bovenste bouwlaag van het daarin aanwezige verblijfsobject bevindt. Het geeft dus niet aan uit hoeveel bouwlagen het verblijfsobject bestaat. Dit laatste kan berekend worden uit 'hoogste bouwlaag' en 'laagste bouwlaag' van het verblijfsobject.
De bouwlaag op straatpeil heeft de waarde 0.
Indien de hoogste bouwlaag onbekend is, wordt geen waarde ingevuld.
Voorbeeld: een appartement op de zesde verdieping van een flatgebouw van tien verdiepingen (elf bouwlagen) heeft als hoogste bouwlaag 7. Daar het appartement zich uitstrekt over een verdieping, is ook de laagste bouwlaag gelijk aan 7. Indien het verblijfsobject (bijvoorbeeld een parkeergarage) ondergronds ligt, is de laagste bouwlaag bijvoorbeeld op bouwlaag -7 en de hoogste bouwlaag op bouwlaag - 1 (zes verdiepingen). +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd bij het objecttype NUMMERAANDUIDING. Het is bij de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING opgenomen aangezien naast de NUMMERAANDUIDING de OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING wordt onderscheiden. Aangezien de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING een generalisatie is van NUMMERAANDUIDING en OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd bij het objecttype NUMMERAANDUIDING. Het is bij de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING opgenomen aangezien naast de NUMMERAANDUIDING de OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING wordt onderscheiden. Aangezien de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING een generalisatie is van NUMMERAANDUIDING en OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd bij het objecttype NUMMERAANDUIDING. Het is bij de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING opgenomen aangezien naast de NUMMERAANDUIDING de OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING wordt onderscheiden. Aangezien de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING een generalisatie is van NUMMERAANDUIDING en OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd bij het objecttype NUMMERAANDUIDING. Het is bij de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING opgenomen aangezien naast de NUMMERAANDUIDING de OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING wordt onderscheiden. Aangezien de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING een generalisatie is van NUMMERAANDUIDING en OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd bij het objecttype NUMMERAANDUIDING. Het is in het RSGB bij de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING opgenomen. Zie verder de toelichting in het RSGB. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd bij het objecttype NUMMERAANDUIDING. Het is bij de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING opgenomen aangezien naast de NUMMERAANDUIDING de OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING wordt onderscheiden. Aangezien de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING een generalisatie is van NUMMERAANDUIDING en OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd bij het objecttype NUMMERAANDUIDING. Het is bij de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING opgenomen aangezien naast de NUMMERAANDUIDING de OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING wordt onderscheiden. Aangezien de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING een generalisatie is van NUMMERAANDUIDING en OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd bij het objecttype NUMMERAANDUIDING. Het is bij de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING opgenomen aangezien naast de NUMMERAANDUIDING de OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING wordt onderscheiden. Aangezien de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING een generalisatie is van NUMMERAANDUIDING en OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd bij het objecttype NUMMERAANDUIDING. Het is bij de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING opgenomen aangezien naast de NUMMERAANDUIDING de OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING wordt onderscheiden. Aangezien de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING een generalisatie is van NUMMERAANDUIDING en OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd bij het objecttype NUMMERAANDUIDING. Het is bij de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING opgenomen aangezien naast de NUMMERAANDUIDING de OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING wordt onderscheiden. Aangezien de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING een generalisatie is van NUMMERAANDUIDING en OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd bij het objecttype NUMMERAANDUIDING. Het is bij de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING opgenomen aangezien naast de NUMMERAANDUIDING de OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING wordt onderscheiden. Aangezien de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING een generalisatie is van NUMMERAANDUIDING en OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd bij het objecttype NUMMERAANDUIDING. Het is bij de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING opgenomen aangezien naast de NUMMERAANDUIDING de OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING wordt onderscheiden. Aangezien de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING een generalisatie is van NUMMERAANDUIDING en OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd bij het objecttype NUMMERAANDUIDING. Het is bij de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING opgenomen aangezien naast de NUMMERAANDUIDING de OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING wordt onderscheiden. Aangezien de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING een generalisatie is van NUMMERAANDUIDING en OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd bij het objecttype NUMMERAANDUIDING. Het is bij de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING opgenomen aangezien naast de NUMMERAANDUIDING de OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING wordt onderscheiden. Aangezien de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING een generalisatie is van NUMMERAANDUIDING en OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Dit attribuutsoort is in de BAG gespecificeerd bij het objecttype NUMMERAANDUIDING. Het is bij de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING opgenomen aangezien naast de NUMMERAANDUIDING de OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING wordt onderscheiden. Aangezien de ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING een generalisatie is van NUMMERAANDUIDING en OVERIG ADRESSEERBAAR OBJECT AANDUIDING overerven beide laatstgenoemde objecttypen dit attribuutsoort.
Zie verder de toelichting in de BAG. +
Deze pagina is het laatst bewerkt op 27 mei 2013 om 10:53.
Voor vragen over de GEMMAreferentiearchitectuur, stuur een bericht naar gemmaonline@vng.nl of stel direct een vraag in de groep Regie op ICT op het forum van VNG.
De GEMeentelijke ModelArchitectuur met een verzameling samenhangende kaders, richtlijnen, referentiemodellen en standaarden die gemeenten helpt bij het inrichten van hun IT-omgeving en processen.
Sjabloonoplossing voor de architectuur van een bepaald domein.
Object met gegevens die door de bron is bedoeld voor ontvangst door een of meer ontvangende actoren of systemen.