Techniekpagina Digikoppeling Adapter Intern

De specificatie stelt eisen aan drie referentiecomponenten. Dit zijn: Referentiecomponenten.png

Bij het ontwerp van de standaard zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • De Digikoppeling adapter heeft geen boodschap aan de boodschap en hoeft dus het te versturen bericht niet inhoudelijk te lezen of te interpreteren.
  • Zonder aanpassingen in de software wordt de overdracht van nieuwe berichten ondersteund.
  • De Digikoppeling adapter biedt precies één webservice operation voor inkomende berichten (op pijl 5) en precies één webservice operation voor inkomende berichten (op pijl 7). Het koppelende systeem dient precies één webservice operation te bieden voor inkomende berichten (op pijl 6) en precies één webservice operation voor inkomende berichten (op pijl 8).
  • De Digikoppeling adapter moet berichten kunnen verwerken zonder het topelement in de SOAP:body (de boodschap) te hoeven lezen [SOAP1.1].
  • Het koppelende systeem dient dus voor de routering door de Digikoppeling adapter benodigde informatie in het aan te bieden bericht op te nemen in de vorm van een WS:Addressing SOAP-header.
  • De Digikoppeling adapter is bij het aanbieden van een bericht aan een koppelend systeem verantwoordelijk voor het vullen van de WS:Addressing SOAP-headers, zodat het ontvangende systeem weet wie de oorspronkelijke zender van het bericht is.
  • Betrouwbare aflevering van asynchrone berichten tussen twee Digikoppeling adapters is geregeld via ebMS of WS:ReliableMessaging. Het StUF-mechanisme van Bv03/Bv04- en Fo03-berichten wordt op de pijlen 5 en 6 gebruikt om aan te geven of de ontvanger van een asynchroon bericht de verantwoordelijkheid voor het bericht overneemt van de zender. Dit impliceert dat het end-to-end gebruik van WS-RM niet mogelijk is met deze standaard.
  • Omdat er binnen een organisatie meerdere systemen kunnen zijn aangesloten op een Digikoppeling adapter, dient de Digikoppeling adapter in staat te zijn om van een externe Digikoppeling adapter ontvangen berichten te routeren naar het juiste systeem binnen de organisatie.
  • Omdat het verkeer over de pijlen 5 t/m 8 plaatsvindt binnen de organisatie die de Digikoppeling adapter beheert, worden aan de beveiliging geen specifieke eisen gesteld. Wel wordt geëist dat voor elk van de pijlen 5 t/m 8 ingeregeld moet kunnen worden of het verkeer onbeveiligd is, beveiligd is met eenzijdig TLS (met server certificaat) of beveiligd is met tweezijdig TLS (met client- en servercertificaat)1. Dit uitgangspunt impliceert dat zowel het koppelende systeem als de Digikoppeling adapter voor uitgaand verkeer alle drie de vormen van beveiliging dient te ondersteunen. Welke vorm van beveiliging gebruikt wordt, bepaalt de organisatie/de gemeente en dit is afhankelijk van de inrichting van het applicatielandschap.
Deze pagina is het laatst bewerkt op 6 okt 2023 om 06:34.